Hernieuwbare energie 2.0: Hoe we onze huizen warm houden, en de planeet koel
Hoe gaan we onze woningen in de toekomst verwarmen en van elektriciteit voorzien zonder fossiele brandstoffen? Er gaat de komende jaren en decennia ontzettend veel veranderen. Een overzicht van wat er zoal op ons pad komt.
Een flink deel van de energie van de toekomst zal energie zijn die we niet hoeven op te wekken. We zetten immers massaal in op besparen, onder het motto ‘de goedkoopste energie is energie die je niet gebruikt.’ Daarom moeten al onze woningen tegen 2050 even energiezuinig zijn als een nieuwbouwwoning nu. Een gigantische uitdaging, zeker als je weet dat ons land achteraan bengelt in het Europese peloton. We zullen dus een stevige tand moeten bijsteken, en dat in de vorm van een dikke laag isolatie.
Nu al genoeg elektriciteit
Ook het capaciteitstarief kadert in dat verhaal. Het is de nieuwe manier om je elektriciteitsfactuur te berekenen: je betaalt niet alleen voor je effectieve verbruik, maar ook voor je piekverbruik. De bedoeling is ons verbruik te spreiden, zodat we op piekmomenten niet te veel extra elektriciteit moeten opwekken en het net niet (te veel) hoeven te versterken. We hebben immers nu al genoeg elektriciteit om de uitdagingen van de toekomst (elektrische auto’s, warmtepompen,…) aan te kunnen, we moeten ze alleen slimmer gebruiken. En er zijn heel wat apps op de markt die ons daarbij helpen.
Warmtenetten
Om onze goed geïsoleerde en slim verbruikende woningen te verwarmen zullen we in de toekomst ook steeds vaker een beroep doen op warmtenetten. Het gaat misschien een beetje tegen onze intuïtie in, maar water centraal verwarmen en het via een netwerk van buizen naar de woningen sturen, is een pak energie-efficiënter dan in elk huis apart een verwarmingsinstallatie voorzien. In die huizen heb je dan alleen een warmtewisselaar nodig om de warmte uit het net te gebruiken voor verwarming en sanitair warm water.
Geothermie
Het grote voordeel van warmtenetten is dat ze met verschillende warmtebronnen kunnen werken. Zo kunnen ze restwarmte van bedrijven of verbrandingsovens naar onze huizen sturen. Daarnaast kunnen ze ook gevoed worden door geothermie of aardwarmte: heet water dat van kilometers diep in de bodem wordt opgepompt en nadat het zijn warmte heeft afgegeven weer de warme ondergrond in gaat. En zelfs riothermie behoort tot de mogelijkheden: het recupereren van warmte uit afvalwater.
Warmtekrachtkoppeling
Een erg interessante warmtebron voor een warmtenet is warmtekrachtkoppeling (wkk): een systeem dat tegelijkertijd warmte en elektriciteit produceert. Dat is een stuk efficiënter dan wanneer je beide apart genereert. Bovendien opent zo’n wkk mogelijkheden voor een waterstofeconomie: veruit de meeste wkk-systemen draaien nog op aardgas, maar vaak kun je daar waterstof bijmengen (tot wel 25 procent), en tegenwoordig zijn er al apparaten die op 100 procent waterstof werken.
Groene waterstof
Zo kunnen we het surplus aan zonne- en windenergie in de zomer omzetten in waterstof, door middel van elektrolyse van water, en er in de winter warmte en elektriciteit mee maken. De enige uitstoot die daarbij vrijkomt, is opnieuw… water. Ons land wil trouwens een voorloper zijn in een groenewaterstofeconomie: we hebben al een heel uitgebreide waterstofinfrastructuur (en ook ons aardgasnet zou daarvoor kunnen worden gebruikt) en onze havens kunnen een draaischijf worden voor groene waterstof uit landen met een overvloed aan zonne-energie.
Energie door het dak
Op het gebied van zonne-energie mogen we trouwens ook een flinke (r)evolutie verwachten. Niet alleen staat het Belgische bedrijf Solhyd al ver met het maken van zonnepanelen die – jawel – waterstof produceren. Die kun je dan opslaan voor eigen gebruik of, nog interessanter, injecteren in het net. Zodat het mee kan helpen een wkk en warmtenet te voeden. Maar daarnaast zijn er wereldwijd ook onderzoekers druk in de weer om fotovoltaïsche cellen veel efficiënter te maken. En dat zou weleens sneller kunnen gaan dan we denken.
Zonnepanelen op steroïden
De huidige zonnepanelen gebruiken immers maar 15 à 20 procent van het zonlicht. Maar ondernemers wereldwijd zoeken manieren om ook de rest beter te benutten. Zo is het Britse bedrijf Oxford PV erin geslaagd panelen te bouwen met een efficiëntie van 28 procent, en willen ze dat in de komende jaren opdrijven tot 37 procent. Uiteindelijk denken ze dat 83 procent haalbaar is. Bovendien zouden de panelen ook een pak goedkoper worden. Het zou de sector een flinke boost geven, en zonne-energie is volgens het Internationaal Energie Agentschap nu al de goedkoopste manier om elektriciteit te produceren.